Het FAVV volgt de evolutie van de dioxinecrisis in Duitsland op de voet. Er wordt tot op heden geen melding gemaakt van invoer in België van diervoeder of besmette levensmiddelen, afkomstig uit Duitsland. Op basis van haar ervaring pleit het Belgisch Agentschap bij de Commissie (DG SANCO) voor een harmonisering van de versterkte preventieve maatregelen in de sectoren van oliën en vetten en van diervoeder. Teveel incidenten bewijzen dat bepaalde actoren in de sector de risico's onvoldoende beheersen of om economische redenen worden aangetrokken om fraude te plegen ten koste van de veehouders en de consumenten. Op 11 januari waren in Duitsland nog 490 kwekerijen (waarvan 281 varkenskwekerijen en 195 kwekerijen van verschillende soorten pluimvee) geblokkeerd.
In de vergadering van het Europees permanent comité van 11/01/2011 voor de voedselketen en de dierengezondheid, heeft de vertegenwoordiger van het FAVV aan de Commissie en de Lidstaten de Belgische preventieve maatregelen voorgesteld die een vergelijkbare situatie zo veel mogelijk moeten voorkomen.
- Verbod op recycleren in dierenvoeder van vet en frituurolie (KB van 8/02/1999 uitgebreid in 2002 op EG-niveau via verbod op keukenafval).
- Invoeren van een lijst met grondstoffen en additieven die kritisch zijn voor aanwezigheid van dioxines: dierlijk vet, verwerkte visproducten en als additieven de kleisoorten E559 (kaoliniet), E561 (vermiculiet), E566 (natroliet-fonoliet), E568 (clinoptinoliet), E598 (calciumaluminaat).
- Voorafgaande toelating voor alle operatoren die op de Belgische markt een van voormelde producten brengen in plaats van een gewone registratie.
- Verplichte voorafgaande analyse voor alle dioxines en dioxineachtige PCB's, op kosten van de operator, vóór het verhandelen van de kritische grondstoffen. De monsternemingen zijn verplicht voor alle partijen van maximum 200 ton en moeten worden genomen en geanalyseerd door geaccrediteerde instellingen volgens de internationale normen (ISO17020 en ISO17025).
De kost van voorafgaande analyses is zeer laag t.o.v. de bijkomende garanties voor de bescherming van de voedselketen, en dit zo ver stroomopwaarts als mogelijk. Kost van de Calux-methode (snelle screeningmethode): 260€, duurtijd : 5 dagen (2-4 dagen bij hoogdringendheid). Kost van de GCMS (nauwkeurige analyse): 450€, duurtijd : idem. Deze analysekost bedraagt 0,013 à 0,091€ per ton samengesteld voeder, afhankelijk van het percentage in het samengesteld voeder en word doorgerekend in het voeder afgeleverd aan de kwekers. De sector van diervoerderfabrikanten (BEMEFA-APFACA) en de vetsmelters (UNEGA) betwisten echter deze bepalingen bij de Raad van State.
In de vergadering van het Europees permanent comité van 11/01/2011 voor de voedselketen en de dierengezondheid, heeft de vertegenwoordiger van het FAVV aan de Commissie en de Lidstaten de Belgische preventieve maatregelen voorgesteld die een vergelijkbare situatie zo veel mogelijk moeten voorkomen.
- Verbod op recycleren in dierenvoeder van vet en frituurolie (KB van 8/02/1999 uitgebreid in 2002 op EG-niveau via verbod op keukenafval).
- Invoeren van een lijst met grondstoffen en additieven die kritisch zijn voor aanwezigheid van dioxines: dierlijk vet, verwerkte visproducten en als additieven de kleisoorten E559 (kaoliniet), E561 (vermiculiet), E566 (natroliet-fonoliet), E568 (clinoptinoliet), E598 (calciumaluminaat).
- Voorafgaande toelating voor alle operatoren die op de Belgische markt een van voormelde producten brengen in plaats van een gewone registratie.
- Verplichte voorafgaande analyse voor alle dioxines en dioxineachtige PCB's, op kosten van de operator, vóór het verhandelen van de kritische grondstoffen. De monsternemingen zijn verplicht voor alle partijen van maximum 200 ton en moeten worden genomen en geanalyseerd door geaccrediteerde instellingen volgens de internationale normen (ISO17020 en ISO17025).
De kost van voorafgaande analyses is zeer laag t.o.v. de bijkomende garanties voor de bescherming van de voedselketen, en dit zo ver stroomopwaarts als mogelijk. Kost van de Calux-methode (snelle screeningmethode): 260€, duurtijd : 5 dagen (2-4 dagen bij hoogdringendheid). Kost van de GCMS (nauwkeurige analyse): 450€, duurtijd : idem. Deze analysekost bedraagt 0,013 à 0,091€ per ton samengesteld voeder, afhankelijk van het percentage in het samengesteld voeder en word doorgerekend in het voeder afgeleverd aan de kwekers. De sector van diervoerderfabrikanten (BEMEFA-APFACA) en de vetsmelters (UNEGA) betwisten echter deze bepalingen bij de Raad van State.
- Verplichting voor alle diervoederfabrikanten die dergelijke producten aanwenden, om gedurende minimum 6 maanden een getuigemonster van 500 gr. van elke partij van de grondstoffen of van de kritische additieven te bewaren.
- Verplichting voor de fabrikanten van samengesteld diervoeder om gedurende minimum 3 maanden een getuigemonster van deze productieloten te bewaren. Wanneer een incident met dioxines in de voedselketen wordt vastgesteld, maken deze twee laatste maatregelen het mogelijk snel de oorsprong van de besmetting de identificeren (tracing back).
- De traceerbaarheid van elke partij wordt opgelegd door een link naar het beslagnummer van de veehouder.
- De EU verplicht elke operator in de voedselketen om aan de nationale overheid elk risico waarvan hij kennis heeft, te melden. Bovendien legt het FAVV aan alle laboratoria een dergelijke notificatie op, waardoor in het verleden bepaalde problemen op tijd konden worden aangepast.
- Een verhoogd toezicht op de voedselketen en in het bijzonder op diervoeder is vaak de enige manier om een bron van mogelijke besmetting van varkens en pluimvee door dioxines en PCB’s te detecteren. Er werden in 2010 ongeveer 1.350 analyses op dioxines en dioxinachtige PCB's in diervoeder door het FAVV uitgevoerd, terwijl de sectoren er slechts 176 hebben uitgevoerd in het kader van de autocontrole.
- Verplichting voor de fabrikanten van samengesteld diervoeder om gedurende minimum 3 maanden een getuigemonster van deze productieloten te bewaren. Wanneer een incident met dioxines in de voedselketen wordt vastgesteld, maken deze twee laatste maatregelen het mogelijk snel de oorsprong van de besmetting de identificeren (tracing back).
- De traceerbaarheid van elke partij wordt opgelegd door een link naar het beslagnummer van de veehouder.
- De EU verplicht elke operator in de voedselketen om aan de nationale overheid elk risico waarvan hij kennis heeft, te melden. Bovendien legt het FAVV aan alle laboratoria een dergelijke notificatie op, waardoor in het verleden bepaalde problemen op tijd konden worden aangepast.
- Een verhoogd toezicht op de voedselketen en in het bijzonder op diervoeder is vaak de enige manier om een bron van mogelijke besmetting van varkens en pluimvee door dioxines en PCB’s te detecteren. Er werden in 2010 ongeveer 1.350 analyses op dioxines en dioxinachtige PCB's in diervoeder door het FAVV uitgevoerd, terwijl de sectoren er slechts 176 hebben uitgevoerd in het kader van de autocontrole.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten